OVER DE SCHEPEN ENZ. 491 met de andere zeilennaar men goed denkt, het andere Volk is genoeg- faam, als men moet gyen en brasfen en zulks komt immers altyd niet te pas; de ondervinding leert, dat 'er da gen omgaan, dat 'er geen verande ring, aan de zeilagie noodig is: dat 'er in het algemeente veel Volk op de wachten isen zy elkander maar in den weg loopen; dat een kundig Officier, vooral in oi'teegen den nacht, wanneer hy een of andere bui vermoedt, by tyds zyn zeilen zal doen digt maaken, en zo veel by houden als 'er met vei ligheid gevoerd kan wordenhoe vee- Ie groote Koopvaardy-fcheoen, doen niet de reis, laaden enloslen, verge zeld met voor- en teegenfpoed, met een geheel van Scheeps-volk, in verre na zo groot niet, als iedere Scheeps wacht, op één O. I. C. Schip, Koppen heeft; vordert een of ander Scheeps werk, ,of opkoomend zwaar florm- weêr, meer Manfchap op de wacht, dan heeft men maar, een volgend puartier op te roepen zyn deeze niet genoegfaam, dan doet men maar, als men nu gewoon ismen roept overal en men poogt met het geheel Scheeps volk,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 525