OVER DE SCHEPEN ENZ, 493 voordelniets anders in zich bevat, dan het geen ter voorbehoeding en wel vaart des Zeemans ftrekken kanzo be merk ik nog ten dot deezer Verhande ling, dewyl het van geen gering belang is: dat 'er van nu voortaan, goed toe- verzigt werde gehouden, omtrent die geenen, welke als Genees- en Heel meesters, op de Schepen, zullen wor den aangefteld (1); als mede, dat de gewoone Scheeps-medicynkisten, ee- ne fpoedige en hoognoodige verbeete- ring, moogen ondergaan, dan door dien zulks door anderen, reeds opzet- telyk is behandeld, zal my hier mede vergenoegen, en een einde maaken, aan den zwaaren taak, welken ik op my genoom en heb. Zie daar dan, goedgunflige Leezer! deeze Verhandeling, na veel arbeids, zo kort en zaaklyk my eenigfints moo- gelyk was, afgedaan. Is dezelve tee- gen verwagting uitgebreid, zo vlye my echter, dat zulks by een befcheiden Leezer, verfchooning zal verwerven, vooral wyl hy overweegt, welk een aan tal, onderfcheidene zaaken, in dit, zo wel uitgedacht voordel, begreepenzyn. Het (1) Bataafsch Genootfchap 3 deel, bl. 43.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 527