DEN POLYPUS. 50p zaak van de polypiaan de uitzetting van de membrana pituharia (fnotvlies), of aan verftopping, welke in de ductus excretorii, (afklenfende vaatjes, der flym- klieren,) gefchiedt toefchryven, niet alleen in deezen geheel van grond ont bloot ismaar zelf ten eenemaale ver» valt; vooral, wanneer men nagaat, dat in de polypus en fungusby naauwkeurige ontleeding, geen voetftap of eenig be- wys, van eene inwendige organifatie, of werktuigelykheid van deeltjes, wel ke vooraf beftaan hebben, of thans be ftaan, te vinden zy; ten waare men dat foort, het welk onder de hydatïdes be hoort, 'er onder wilde reekenen. In die gevallen, vindt men fomtyds onder de bekende hydatïdes(welke uit eene menigte van bloedvaatjes be ftaan) als met aderen doorweeven zoo ook zeeker foort van gezwellen, die uit verftopte klieren gebooren wor den van meerdere en mindere groote en zelfftandigheiden waar van het kenmerk is, dat zy langzaamerhand, en zonder bloedftorting geformeerd worden, en dus, fchoon mede aan een voet hangende, geheel en al van de

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 543