542 3. DE WIND OVER Alvoorens deeze myne waarnee mingen befluit, kan ik nogmaals niet voorby gaan, de nuttigheid en over- groote noodzaaklykheia, van het dik- wils onderdaan, in deezen, onder het oog te brengen, eene omftandigheid, welke maar al te dikwils, het zy uit fchaamte, het zy uit nalaatigheid ver zuimd wordt, en waar van men de gevolgen, maar al te laat ondervind. Uit de verhaalen van ter zydenen gevolgtrekkingen, uit gejykluidende omftandigheedenzoude ik wel dur ven bepaalendat de teegenwoordig- heid vanjpo/ypi en fungiin deeze lan den zoo zeldfaam niet zydan men doorgaans wel denke, en daarom een iegelyk, welke zig in opgemelden ftaat moogen bevinden, op het ern- ftigfte aanraaden, hoe eerder hoe lie ver in deezen, gepaste maatreegelen te neemen, om van dergelyke drei gende gevaaren, te moogen ontheft worden, tot aanmoediging hier van, durf ik volmondigde gehoudene me thode, beneevens het opgegeevene werktuig, aanpryzen; en in allen dee- le hooger fchatten, dan het geen tot nog toe, in foortgelyke gevallen is uit- ge!

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 576