556 j. f. voltelen over een
len nacht, eenen onaangenaam en reuk
van zig gegeven. Tegen den och
tendwond, vermeerderde het geweld
van hoesten met meerdere uitwer
ping, zwaare benaauwdheiden only-
delyken dorst; men riep my haastig:
en ik kwam even tyds genoeg, om
den lyder, in zyne laatfte oogenblik-
ken te zien. De ademhaaling wierdt
moeilyk, kort en reutelende; de borst
fcheen opgevuld met ftof; 't hart jaag
de geweldigen de pols was zeer
klein, maar allerhielst; de hoest onaf-
gebrooke; de kennis, tot hier toe vol-
koome, verging fchielyk; de pols
hield eensklaps op te Haan; en de ly
der Wierf, in een catarrbusJuffacauvus
omtrent ten 7 uuren.
Onbegryplyk groot was myne be
geerte, om by de ondeeding, waare
het mooglyk, de oorzaaken van zo
veele zonderlinge verfchynfelen, te
ontdekken; nog dien zelfden avond,
omtrend 14 uuren na des lyders dood,
(eenige omftandigheedenvorderden
deezen fpoed,) opende ik, met den
Heer Chirurgyn greève, het lyk.
Met verwondering, wierden wy nog
een meer dan gev/oone warmte, aan
de