bedekte verzweering. 557
de uitwendige deelen des lighaams ge
waar, daar te deezer tyd, de koude
ftreng, en de vorst zelfs, tot in 't ver
trek was doorgedrongen. Misfchieii
befchuldigt men ons van onvoorzigtig-
heid, entwyffelt, ofdeezeJongeling,
niet flegts fchynbaar geftorven waare.
Dan de voorafgegaane omftandighee-
den, de rotte cadavereufe ftank, wel
ken 'tlyk toen reeds van zig gaf; de
andere vereischtendoor de haen
{Rat. Med. part, XIV, pag. 14.) ge
boekt; en 't verfchynfel zelfs hier op-
gegeeven, lieten geene de minfte be
denking aangaande den waaren dood
des lydersgelyk ook de inwendige
gefteldheid des lighaams, zulks nader
hand bevestigde.
De mond was met een dikvuil
fchuim bezet; de buik aanmerklyk ge
zwollen. Deeze volgens gewoonte
geopend zynde, vonden wy 't omen
tum, geheel aan het peritonaeum vast
gegroeid, zo dat het van elkander niet
zonder fcheuren, kon gefcheiden wor
den. Zo ras 'er opening, in de hol
ligheid van den buik gemaakt was
drong het intestir.um colon, met geweld
'er door, zynde zeer uitgefpannen.
Te