570 h VOLTELEN OVER EEN ken, is: dat men nimmer, hoe groot ook het gevaar zy, een lyder wan- hoopig aan zyn lot, moet overlaaten, neen, maar flandvastig en manmoe dig de aller kragtdaadigfte middelen aangrypen, en niets onbeproefd laa- ten, om het dreigend gevaar, ware het mooglyk, nog af te keeren of te verminderen, en het leeven, fchoon flegts een wyl tyds, te verlengen. Dit eischt de menschlievendheid, dit vor dert het belang en de goede naam eens Geneesheers. Ongetwyffeld was de ontfteeking, by myne komstin den nacht van den 9 Januaryreeds op het punt, om tot verderving over te gaan, zo dezelve niet werklyk een begin genoomen hadt: terwyl nogthans, door de aan gewende hartfterkende, prikkelende, bederfweerende hulpmiddelen, des ly- ders anderfmts gewisfe dood, op dit oogenbhk, teegen alle verwagting wierdt voorgekoomen. Hier vcrmogt de kunst veel. Ik herinnere my by deeze gelegen heid, het geval eener Vrouwe, wel ke na het ophouden haarer maand- Itonden, omtrend haar qó Jaar, aan een

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 608