5S4 a. van solingen
die van twee hoendereiers overfchree-
de, 't geen oorzaak was dat de ingang
van de vaginana de linker liesch
fcheen geweeken te zynterftond by
den ingang wierdt ik den rand van een
uitpuiling gewaardie zich byna langs
den geheelen inwendigen omtrek van
de vagina deed gevoelen, en welke
ik eerst voor het ostium uteri hield
doch nog geen pojitie onderfcheidem
de, vermoede ik dezelve niets an
ders dan plooyen van de vagina te zyn,
waar van ik wel haast overtuigd werd
dewyl ik dezelve, fchoon met moei
te, met den vinger voorbygaande
vry duidelyk het voorhoofd, een ge
deelte der voorfte fontanel en van de
neus gewaar wierd: het hoofd was
onbeweeglyk in den doortocht: ik er
kende gemelde pojitie terftond voor de
oorzaak, welke belet hadt dat het
hoofd niet door den doortocht van het
kleine bekken was voortgedreeven
dewyi in zulk een poft iedat de kin
Zich, op het oogenblik dat het hoofd
door de bovenfte engte in de excavatïe
zakt, van de borst verwyderende en
flier door het achterhoofd na den rug
gewend vprdt, het de voorfte fontanel
of