ren bevond (a). Onder verfcheide vraagen, over duisterheeden in de Natuurlyke Hiftoriedoor my aan den Wel Ed. Geftrengen Heer Mr. j. c. m. radermacher, Raad Extraordinair van Neerlandsch lndiè'nderhalve voorgefleld, ook dit onderwerp zyn- de, hadt zyn Wel Ed. de goedheid, van my dien aangaande te berichten: dat op gezegde Eilanden niet dan zwarte Peper groeit, die men wit maakt door dezelve in kalkwater te leggen, of ook, de Peper aan 't ge- was ryp Iaatende worden, (fchryft zyn w el Ed.) valt 'er de bast af, en dit is dan hatuurlyke witte Peper". Ik heb bevoorens daar omtrent die bedenking gemaakt, hoe de korrel, der witte Peper grooter dan der zwar te zynde, het onwaarfchynlyk voor kwam, dat de witte door 't afhaal en der bast, of door pellen, van de zwar te gemaakt zou zyndoch men ziet uit dit bericht, dat zulks plaats kan hebben; eensdeels, dewyl de zwarte Peper, uit nog onrype korrels bdlaan- •o de M. HOUTTÜYN OVER ENZ. 6o$ (a) Zie myrié Natuurt. Hiftorievolgens^ het fa- nietiflei van un.nïieus II. deel IV. ftnkAd. 17,75, bladz. 68 enz.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 643