den keel, op eene zonderlinge ma nier, fcheef en krom, geoord te zyn, verfchillen. De kleur derzelven is bleeker en komt naast aan die der lan ge Peper, zo wel als de figuur; alzo zy lang en fmal zyn, zeer fpits en veelal volkomen lancetvormig. Voorts ziet men hier, van één trosje nog twee befiën overgebleeven, wier Heekjes en voetfluk of bedding genoegfaam doen blyken, dat de vrugt byna als druiven aan een tros of rist vergaard moet zyn in dit gewas. Men heeft dan, in Fig. i, op de ne vensgaande Plaat, de afbeelding van mynen tak der Cubebende bladen veel-ribbig hebbende, gelyk inzon derheid aan de twee onderken, die van de onderzyde geteekend zyn, biykbaar is. Naar boven worden zy, in dit voorwerp, allengs kleiner en fmaller in evenredigheid, zynde allen zonderling kerk gevoed. In Fig. 2 is, tot>ergelyking, daar nevens gevoegd, een blad met een rist van de zwarte Peperaan den keel zittende, waar uit men ziet, hoe het zelve veel breeder en rondachti- ger 612 M. HOÜTTÜYN

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 650