g. kuipers over ene. 6l$ Sumite materiamvestris qui fcribitis aequam Viribuset verfate din§wY/ ferre recufent Qj.üd valeant humeri zyn 'er echterdie vry gelukkigin de behandeling, van dit ituk geflaagd zyn. Dan eene zaak is 'erin welke het my dunkt, dat, en zy, en de Schrift-verklaarers van het fpoor der Waarheid en der Matuur, zo wel den Dichter, als den Uitlegger, te bewandelen, zyn afgeweekenin de voorftellingnaamelyk, van het ge drag door izaak, ter dier geleegen- heid gehouden. Hier over wilde ik myne gedagten, thans mededeelen. Hoe ftellen ons, Dichters en Uitleg gers, izaak op Mor ia voor? in zo ver ik heb kunnen nagaan, meestal, als eenen jongelingdie met de verh.ee- venfte kloekmoedigheid, en de bere- deneerdfte bedaardheid, zich aan god en aan zynen Vader onderwerpt, en den flagdie hem van het leeven zal berooven, met Mannenmoed afwagt. Onze Nederiandfche Puikdichter,laat hem na het bevel, van zynen Vader Q.1 4 ont- 2.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 657