ÓlS G. KUIPERS OVER
fpoor, in zyn Godsdienjlig Zangfpel
zegt izaak:
en doet 'er by
Dezelve weg is, door meer andere
Dichters, bctreeden.
3-
De Schryvers, over de gewyde ge
schiedenis en de Uitleggers, hellen
ons izaak even zo voor; niet alleen
de oude, maar ook de nieuwere, die
zoo ergens in althans in het geen
op gevoel en finaak betrekking heeft,
boven hunne voorgangers uitmunten.
izaak", zegt de welipreekende sau-
rin, fchoon zyne welfpreekendheia
my, hier, eenigzins vermoeijend voor
komt,
Wel aanmyn Vader,k hen bereid.
god fierk uw handdaar hy zyn hulp heeft toegezeid.
Ik zie gods Engel komen
Die voor myn ziele waakt.
Geen rampen zal ik fchroomen.
Ik kom ik kom6 Godgezant(d).
(tl) abraham op JSloriaGodsdienjlig zangfpei.
HetHoogduitfifite van den Heere u. niemeyer rty
gevolgd door g. breeder a brandje, bi. 28 en 29.'