0. 5.
1zaak op mori a. 623
fwygen, der gefchiedenis, is ons een
bewys, teegen de gewoone gedagte.
Is izaak, in de daad, zoo kloekmoe
dig geweeftdan moet zyne kloek
moedigheid gefteund hebben, opeene
bekendmaaking, van gods wil, door
abraham, aan hem, doch van deeze
wordt niets gemeld; zouden wy nog-
thans deeze melding niet mogen wag-
tenindien zy waarlyk hadt plaats ge
had? verdiende zy niet zo wel aange-
teekend te v/ordenals het korte ge-
fprek, ons nu medegedeeld? Is
izaak, in de daad, zo kloekmoedig
geweeft, dan was dit iet, der opmer
king, der navolging, en dus der be-
fchryving, zeer waardigvooral voor
moses, wiens oogmerk, in het boe
ken, der aloude gebeurteniffen, by-
zonder öëk dit was: om Israël vertrou
wen op 'den god hunner vaderen
in te boezemen. Maar meldt deeze
hier van nietshoe veel grond geeft
ons dit, om die kloekmoedigheid, van
izaak, in twyffd te trekken?
Naar de byzondere jaaren vèr-
fcheclt