626 G. KÜÏPERS OVER
toen, vraagt hy: waar is het lam?
ik misgis my zeer, zo ditdehandel-
wys, zoo dit de taal, van eenen na
denkenden leeftyd is, zoo men hier
de character-trekkeneens kinds, of
ontluikenden jongelings, niet vindt.—
En fchetst ons het antwoordvan
abraham, niet eenen vader af, die zyn
zoon te zwak vindt, om hem de ont
dekking, van het treurig geheim, te
doenOfzalmen daaruitdat izaak
het hout droegmoeten opmaaken
dat hy reeds een volwasfe Jongeling of
Man was? Dan! zou niet een aan-
koomende jongen, ftelt hem tusfchen
de acht en twaaf jaaren, wie kan
hier juist bepaalen? zou niet zulk
een jongen, die door de verwyvende
fpyzen, kleeding en zorgen, van laa-
ter tyden, niet verfwakt, maar op het
veld opgevoed, aan eene arbeidzaame
leevenswys gewoon was, zo veel ligt,
droog hout hebben kunnen draagen
ais tot de opoffering genoegfaam was?
Doch is het nu hoogst waarfchynlyk,
dat izaak nog zeer jong washoe
hoogst onwaarfchynlyk wordt dus zy-
ne voorgewende groote kloekmoe
digheid? Want zyn geloof, gelyk
wy