IZAAK O P MORI A: 6?t)
hem hadten de lange jaaren beloof
vende bios, op zyn kaaken gloeidde,
zich met de uiterfte bezadigdheid,
neerlegt, om zich, door zynen Va
der, te laaten keeien? Wie ftaac
niet toe, dat de Zoon den Vader over
treft, dat zyn geloof, al houdt men
hem niet meer voor een Kind, al is
hy een Man, dat van zynen Vader, te
booven ftreeft? Maar wie kan dit
aanneemen? Zou dan izaak, in de
Schrift, niet voorgefteld worden, als
de Vader der geloovigen, als uitmun
tender, dan abraham? Doch vinden
wy dit ergens? Wordt niet altoos de
Vader, boven den Zoon verheeven?
7»
Verder, hoe vermindert mendoor
aan izaak zulk eene kloekmoedigheid
toe te fchryven, de heldhaftigheid,
de waare grootheid, der daad, van
abraham? Hoe veel gemakkelyker
moest het hem vallen, den arm op te
heffen, tegen eenen zoon, die voor
den doodileek niet vreesde, zelf zyn
boezem aanboodt zynen vader
moed infprak en tot gehoorzaam-
Rr 3 beid,