42 G. W. CALLENFELS ANTWOORD ben, en leggen kunnen, en zich daar omtrent met de onderofficiers of het volk verflaanjuist in die bereke ning, dat 'er altyd op de wagt moeten trekken, die dan niet te huis zyn of ligging noodig hebben, waar door de verlegenheid groot word, en de ligging ontbreekt, als 'er veelen ja de meesten ziek worden. En dit was in bet afgelopen jaar het geval met het Regiment Switfers van Sturler. Wyl nu elk mensch. zynen byzonderen dampkring heeft, moet noodzakelyk de lucht, door zo veelen in één huis en één vertrek bedorven worden, en wel tot eenen hoogen graad, wanneer fommigenwanneer de meesten daar onder ziek zyn. Waar by nog koo- men de fchadelyke uitwaasfemingen van hunne kaggels, van de fpyzen en dranken, die zy daar kooken, en van het licht dat zy branden. Laat iemand, hoe gezond ook, dagelyks moeten zyn in zo een vertrek, vervuld met zo een bedorve en verrotte lucht, hoe is het mogelyk, dat het lighaam en de vogten, daar door niet zouden wor den aangetast? De Heer Barneveld be rekent "dat écne fmeerkaars van twaalf

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 74