46 G. "W. CALLENFELS ANTWOORD nog dikwerf moeten zy een graauw of fnaauw hooren in plaats van een ver troostend woord. Deeze benaauwde inwooningdie bedorve luchtdat liggen van zieken en gezonden onder één, brengt weder een nieuw kwaad aan: de geflorvene moeten dan, hoe eerder hoe liever, ook wel op den ei gen dag begraven wordenen wie zal ons verzekeren, daar dit zo fchielyk toegaat, of in fommigen nog geen Ie- vensbeginfel wasof zy mogelyk niet zouden te regt gebragt zyn. Behoeve ik wel te zeggen, wat 'er door des kun- digen al gefchreeven en aangemerkt is, over dat haastig begraaven der doo- den, en wel op den eigen dag van hun overlyden? Dan zo fpruit doorgaans het eene onheil uit het andere. Hier by moeten wy den aandagt ook vesti gen op de matrasfenbedden en dekens waar op de Militairen flaapen. Het zyn doorgaans oude en lang gebruikte, en. waar op meenig een ziek gelegen heeft en geftorven isdus doortrokken met het fnot, fpeekfel, zweet en uitwaas- femingen, der zodanigen, ja derzeh ver bloed, urine en mist, want fornmi- ge matrasfen en dekens, dragen daar var.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 78