'56 G. W. CALLENFELS ANTWOORD
neervallen: Hoe dikmaal was ik getui
ge en zag met een weenend oog en
bewogen hart, hoe man, vrouw en
hinders, allen ziek lagen, hulploos,
berooid, armoedig, en daarin verlaa-
ten. Akelig fchouwfpelDe ondervin
ding heeft my ten vollen overreed,
dat veelen ziek worden en fterven door
armoede, die anders nog leeven zou
den: ik fpreeke na den mensch. Hoe
geern ik mynen raad en hulp zulken eb
lendigen wilde toedienen, hoe geern ik
zulken door,my zeiven, en op myne
aanrading door anderen, het een en
ander liet toereiken; bevond ik al dik-
maals tot myn hartzeer, dat het of te
laat, of op verre na niet toereikend
Was, om al het gebrek te vervullen.
Dit artikel is toepaslyk op onze
Nationaal e Regimenten, of die op ee-
nen Nationaalen voet flaan, terwyl dit
tot anderen, by voorbeeld de Switfersf
niet behoort, want deeze hebben
zeer weinig getrouwdenhebben
meer tractementen in dcrzelver be
hoefte word beeter voorzien.
Ten negendenMag ik ook niet voor-
bygaan de eige kwade gefteldheid van
veelendie voor en in den dienst zich
aan