VROED-
myner lyderen waargenoomen. Dit
getuigt mede QUARiN (b)fomtyds
gezien te hebben; en voegt 'er by,
dat hy nog een vriend betreurde, v/el
ke door eene ontfteeking der leever
aangetastin een menigte leelyke
flymerige fluimen fmoorde, alhoewel
twaalf uuren voor zyn dood, geen het
minfte ongemak aan dc borst ken-
lyk ware. Ja vogel (c) maakt gewag
van eenen lyder, welke na een veret
tering in de leever, reeds het bed we
der verlaaten hadt, wel at en Hiep; en
na verloop van eenige weeken, op
nieuw door huivering en koorts wierdt
aangevallen, waar door hy in twee da
gen, onder een geweldige uitrache-
ling van etterfluimenen de heevigfte
benaauwdheid, omkwam. Men ont
dekte by de onleeding, in 't bovenfte
gedeelte der leever, een zeer groot,
ettergezwel.
15-
574 J- F- VOLTELEN OVER ENZ.
UTRECHT
1782.
VIII.
(b) Met. Mcd. infiamm.pag. 142 en 143.
Cc) Academ. Praekct. 220 in net.