C vm De fchryvers moeren zichin hun opftelniet alleenlyk bepaalen by het Staats-Rec^t, 't gene de zeven Verèehigde'Gewesten'önd-riing gemeen hebben, en uit de mededeelinge van fomrnige rech ten der Opperheerfchappye voortvloeitdoch men vordert ook van hun eene beknopte en naauw- keurige befchryvinge van het Sraat^-Recht van iedere Nederlandfche Provincie afzonderlykals mede, dat zy, zoo veel mogelyk, by elk artikel de voórnaainrte fchryvers aanwyzen, die hetzelve met opzet behandeld en opgehelderd hebben. B» De ondervinding leertdat luidendie als- Matroozen ter Zee vaaren't zy op de Oost- of West-Indienof in den dienst van andere Maat- fchappyen, als mede ten Oorlog, niet alleen in den llrydmaar ook door vericheiden ongeluk ken, a's mede door ziekten en zwakheden, voor al door den ouderdom, buiten ftaat geraken, hunnen dienst te konnen vervullen, en dus voet fcich zei ven het noodige onderhoud te verzorgen waar door zy openliggen voor diepe armoede en gebrek, en om zelfs tot den bedelzak te vervallen. Derhalven zoude het voor braave Zeelieden tot eene zonderlinge vertroostinge, en voor al len die tot den Zeedienst in de Provincie van Zee land genegenheid'haddentut eene gepaste aan- moediginge konnen ftrekken, indien 'er eenig middel was, óm zoodanige onvermogende of be jaarde Zeelieden een beltèndig en welgeregeld onderhoud en verzorginge te konnen verfchaöèrjj, in eenig Gefticht binnen deze Provincie. Ter voertger kundigheden belangende He byzondere punten van dit recht haaien kan.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 10