OVER DE FEBRES CATARRH ALES. 141 ken, is geheel weg, de keel is brandig, raauw, en zy voelen in het flikken dikwerf eene ongemaklykheid. De pis is in den beginne rood, brandig, en fomtyds min of meer troubel, zy verwt het glas met eene flymige korst, die melkachtig en van eene roodachti ge kleur is. In het hevigfle der ziekte, wanneer de koorts geduurende vier of zeven dagen geklommen is, vermeerderen alle de genoemde toevallen, de dorst wordt heviger, de hoest drooger en benaauwder, daar komen fpanningen op de borst, en pynelyke aandoenin gen in het ademhalen by, de hitte is brandende en fcherpde flagaderen kloppen hevig, voornamelyk aan den hals, de pyn in het hoofd vermeer dert met de verhefEnge der koorts, de korften op de tong worden drooger, zwarter en harder, de pis wordt meer troubel, de lyders ontlasten vele dun ne, raauwe, fcherpe en Hinkende flof- fen, zy zyn geheel flapeloos, en de toevallen worden na hunne onrustige lluimeringen ergerde vermoogens worden als 't ware opgewakkerd, zy bevatten zeer fchielyk, doch zyn te

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 215