OVER DE FEBRES CATARRHALES. 185 2. Dat alle oorzaken welke de rot ting eenigfms bevorderen, eene zin kingkoorts, vooral, wanneer zy met rotte dof in de eerfte wegen gecom pliceerd iszeer fchielyk in eene rot koorts kunnen doen overgaan. 3. Dat men in de meeste, zo niet in alle voor- en najaarskoortfenop bedorvene fiym- of galltoffen in de eerfte wegen, en op derzelver uit- werkfelen, dewelke voornamelyk in roosachtige ontftekingen, (zeer ligt in gangraeha overgaande) beftaan, te let ten hebbe. 4. Dat de persloop, welke wy in ons land waarnemen, niet anders is, dan eene verplaatfmg der catarrhal ilofie, naar de zelfflandigheid der dar men, of liever eene pynelyke opzet ting der darmkliertjes, door de fcherp- gewordene wei en flymlloffen, dewel ke de natuur aldaar tracht te bereiden, en te ontlasten. Dat hare aart min of meer ontfte- king-roos gal- of rotachtig is, naar ma te der verfchillende gefteldheden des lyders; en dat zy vooral, naar de verfchillende epidemieverfchillen, Dat de wormen zelfs in de persloop M 5 niet

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 259