ïpo j. P. MICHELL ANTWOORD'
gemeen by die köortfen waarneemt;
dat het deze fchielyke verzwakking is,
in dewélke het voorname ondérfcheid
van den aart dier koortferi {eaufa jor-
malis febrium catarrhaliumwelke wy
thans waarnemenen van diewelke
men voor een eeuw waargenomen
heeftbeftaat.
Het zeggen van horatius (b), is
Omtrent onze landgenoten al te waar;
De Batavieren immers een dapper
en fterk krygsvoik wier gedaante,
macht en kracht, by de Oude fchry-
vers, zo zeer wordt opgehemeld, zyn
onze voorouderen geweest.
Zy waren gehard tegen de onge
makken des weders, en zonder klee
deren, vry beter tegen dezelve he
iland, dan onze tydgenooten, in hun
ne bonte pelfen.
Zy leerden hun kroost reeds vroeg
aan de lucht gewennen- zy geneerden
zich met de jagt, aten en dronken ma
tig#
Damnofa quid non inminuit dies
Plet as Par ent umpejor avis tulit
Nos nequioresmax daturas
Progeniem vitiofiorem.
(hj Carminlib. uioda vi,