'$3$ J. P. MICHELL ANTWOORB ren, dat het in eene roosachtige onfc deking, welke van de belette uitwaas- feming oorfpronglyk en waarin dus rotting en verderving voornamelyk te v.reezen is, van groot nut zy: te meer, daar het de uitwaasfeming be vordert, en dus de oorzaak zelve, te keer gaat. II. De tweede aanwyzing wordt voldaan, door verdunnende, flymop- losfende en ontlastende middelen, als door defpiritus minderenoxymel fquil- liticumammoniacale middelzouten door kleine giften der braakmiddelen, de rhabarbar enz, door de bloemen van de arnicaen eindelyk door zach te braakmiddelen zelvederke pur geermiddelendoen in 't algemeen geen goed, zy verzwakken den lyder, zonder de taaije flym te verdunnen en brengen dikwerf de roosachtige ontdeking, voornamelyk indien zy de ingewanden bezet, tot verderving; lavementen uit ontbindingen van am- moniakzoutzyn inzonderheid aan te pryzen. III. Aan de derde aanwyzing is ge- meenlyk in de voorjaarskoortfen vol daan, wanneer men de twee eerde aam wy-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 310