252 J. P. MICHELI»' ANTWOORD
pe ftoffen in de eerfte wegen te ont
lasten daar en boven het verlies
van krachten, het welk in de herfst-
koortfen zo algemeen is, en van de
fcherpe galftoffenontaarting der
vochtenen aandoening van het ge-
heele zenuwgeftel afhangt, is een toe
val, het welk krachtdadig tegen het
gebruik van de aderlating pleit; zy
komen dus in het algemeen, (immers
in byzondere gevallenkan de aan-
wyzing eerre aderlating noodzakelyk
maken,) in de herfstkoortfen niet te
ftade. Men voldoet dus aan deze
aanwyzing, door ontlastingen welke
plaatslyk kunnen ingericht worden
b. v. door koppenbloedzuigers
lnaanfche vliegen, door Hovingen uit
den campher brandewyn, door ont-
fpannende pappen van de vlier, de
camillebloemen, de rosmaryn enz.,
met fpiritus falis ammoniacien fomwy-
len ook door een vette koek, warm
op de aangedaane plaats aangelegd;
tegen de verfterving, kunnen wy geen
betere middelen aanpryzen, dan die
wyftraks gemeld hebben, als de meest
vermoogende, om de koorts en de
ontaarting der vochten tegen te gaan.
XV. De