bybelschen sorek-wyn. 259
hit de Natuurkunde door my aangewe
zen, veelmin myne byzondere gedag-
te nopens het een en ander geopen
baard. Dit werdom gegeven rede
nen, uitgefteld tot een bekwamer ge
legenheid, die zig evenwel, door tus-
fchenkomst van andere Letter-oeffe-
ningen en vermenigvuldiging van be
zigheden, tot den dag van heden toe,
niet heeft opgedaan.
Middelerwyl zond my wylen de
Heer j. tjeemk, Leeraar in de Engel-
fche Gemeente, te Vlisfingen, eneerile
Geheimfchryver van het beroemd
Zeeuwsch Genootfchap der Weten-
fchappenzyne Aanmerkingen (waar
toe ik hem vriendlyk opgewekt had)
over den Bybelfchen sorer of edelsten
WYnstok, met volkomen vryheid om
van het Handfchrift zoodanig gebruik
te maken, als ik dienftig zou oordee-
len. Hoe zeer my die Aanmerkingen
fchoon ill de hoofdzaak met myne be
vattingen ftrydigbehaagden, toonde
ik, niet alleen door dezelve volledig
te laten drukken agter myne Nalezin
gen (d), maar ook met eene aanpry-
R 2 zen-
(d) XLII. Deze Nalezingen mede te Rotter
dam