264 V. HOFSTEDE OVER DEN kleur dier paardenvan welke aldaar^ in onderfcheiding van roode en witte, gefproken wordt. Dit 200 zynde (dus redekavelt bochart mag men vastftellen, dat by Jefaia van 's gely- ken door Serukim en Serikothdeze of gene kleur, betreklyk tot de wyndrui- ven en het vlas, wordt aangeduid. Maar dan volgt teffens, dat (prvdO Sa- ruk of (pnW Sarik, zoodanig een kleur moet beteekenen, welke alle de drie onderwerpen, paardenwyndru'wen en vlas, met eikanderen gemeen hebben. Dit erkend zynde, kan hier om geen andere kleur gedagt worden, dan om de geelagtïgeals zynde alleen de na- tuurlyke van vlas, en te gelyk eigen aan paarden en druivenof derzelver vogt. Weshalven men by de voor noemde Propheten, in plaats van bruine paarden, van uitgelezens planten en van fyn vlas, zou behoo- ren te lezen geele paarden, geele (h) plan- (h) Men leest in onze Overzetting Jef, XVI: 8, (gelyk boven reeds gemeld' is)"dc velden van Hcs- bon zyn verflaauwd[ook] de TVynjfok. van Sib- made Heeren der Heidenen hebben hare uitgele- ze planten verpletterd" maar men kan de laatfte woorden ook vertalendoor wiens uitgelezens.plan-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 338