BYBELSCHEN SOREK-WYN. 273 ik weet, heeft ooit de linnen-klederen der Priesters geelagtig gemaakt. De geleerde, en in de dingen, die het ge waad der heilige Offeraars betreffen, kundige braunius (h), van de linnen- dragt der Joodfche Priesteren gefpro- ken hebbende, laat 'er onmidlyk op volgenvan de kleur der rokken zal ik niets zeggen: want het is zelfs den blin den bekenddat het linnen of Bysfus wit geweest is. De iEgyptifche Priesters verrigtten den dienst (i) in linnenpli- nius (k) dwaalt, zoo hy dit ontkent. Herodotus (1) zegt, dat zy geen ande re klederen mogten gebruiken. Wie weet niet, dat de bedienaars der iEgyptifche heiligdommen Lip.nendra- gers (m), of de Gelinde fchaar geheten werden; en wie twyffelt, of het lin nen waar naar men hen dus benoem de, was Bysjus? Zoo dit waaragtig is, xi. deelS dan (h) 1. c. libII. cap. II. VI. (k) Hifi. Natur. lib. XIX. cap. I. 0) Hifi. lib. II. cap. XXXVII. (i) PLUTARCH, de Ifid. et Ofirid. opp. torn. II. pag. 352. Edit. Francof. 1610. (m) juven. Satyr. VI. vs. 533. Seneca de vita heat acap. XXVII. clauman. de IV. Conf. Honor. vs- 573- oviD. Metam, lib. I. vs. 747. g. panci- ROLLus Rer. Memorab. part. I. titulo V.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 347