bybelschen SOREK-wyn. 2%i vaarfchynlyk teken, dat de dus op- gepronkte Mumïen geweest zyn lieden van rang, en de andere niet meer dan dienaars of menfchen van weinig ver mogen. herodotus (d) wettigt deze gedagte, wanneer hy de balfeming der aanzienlykfte ÜLgyptenaren befchry- vende (in tegenltelling van de min kostbare, waar mede zig menfchen van een middelmatiger en nog gerin ger fland moesten vergenoegen) zegt: dat het gehele lighaam met Bysfus of fyn linnen omzwagteld werd. hassel- quist is geen bevoegd getuige in deze zaak. Hy heeft te Sakara niet veel meer gezien, dan de kegelswyze Lyk- busfen van gebalfemde vogelswelker overblyffels in grofagtig linnen beflo- ten lagen. "Van de grafplaatfen (e) der redelooze dieren (fchryft hy), gingen wy door verfcheiden onder- aardfche gangenin welke iemand die 'er zig te ver in waagde, ligtlyk verdwalen konde, naar de Grafkel- ders der menfchen. Ter wederzy- de van deze gangen zyn uitgeholde S 5 w Nis- (d) TMor. lib. II. cap. LXXXVI. en LXXXVIL (e) I. deel. bladz. 185.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 355