286 P. HOFSTEDE OVER DEN dog op eene geheel andere manier, en zonder het ongelukkig bewysvan de windfels der Mumien ontleend, eens aan te roeren. De Aantekenaar ves tigt zyn tegenfpraak op dien grond, dat de ftof der Bysfus geen vlas, maar katoen, zou geweest zyn: iets, waar over ik anders denk, gelyk te voren gebleken is maar 't welk eigenlyk de hoofdzaak, die in dit myn gefchrift beweerd wordt niet benadeelt: want hy erkent (en dit is juisthet geen ik te betoogen had)dat de Bysfus niet geel, ïr.aarwitis, fchry vende (h)"De ouden roemden de uitnemende fyn- en witheid van de Bysjus. Van de witheid heeft het zelfs zyn naam 5, gekregenwant het flamwoord pn p, zegt wit zyn". IX. Edog, met alle deze opmer kingen, blyvenwynog even onkundig, omtrent de egte betekenis van Sorek. Laten wy vernemen, of de woordgron ding aan de zaak ook eenig licht kan byzetten. Geachte Taaismannen lei den het woord af van het Arabifehe fcharaka fply tenjnydcnver dee!en, van (h) 1. c. bl. 82.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 360