208 p. hofstede over den ze de (i) Heeren der Heidenen om ver jloot. m. hillerus (k) is op een ande re gedagte gevallenhy merkt het aan als eene byzondere eigenfehap der wynltokken, wanneer zy fterk en tot het dragen van vrugten bekwaam ge worden zyn, dat derzelver vezelagtige basten van een febeuren en fplytenHy leest daarom Gen. XLIX11in plaats van edeljlen wynftokgefc beur den of ge- J'pleten wynftok, 't welk, naar zyn ver klaring, aanduidt een bejaarden, vol- wasfen en vasten wyftok, die zoo fterk is, dat men daar aan een Ezel kan binden. De beroemde michaclis (1), de Sorek voor een foort van wynftok- ken houdende, welkers druiven geen korrels hebben (m), wil, dat wy ons de- (1) Zie onze Aantekening op TH. (k) Hierophyt. part. I. cap. XXVIII. VII. Vragen aan een Gezelfchap van Geleerde Man nen vr. XXIII. (m) Veel is 'er van deze druiven zonder korrelsin royne Byzonderheden te vinden (i). Sedert las ik chandler en niebuhr. Aan den Eerllen (2) wer den zulke druiven te Smirna vertoond, en de An der (3) lchryft in dezer voegen: "Hoewel de Moham- medanen geen wyn drinkenkweeken zy daarom O) 1. Deel. bladz. 105 feqq. (a) Reis door klein Apen, bl. III. Gedr. Utrecht 1777. (3) Bcfcbrymng van Arable, bl. 139 ea 140. Gedr. Amfl, 1774»

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 362