2po p. hofstede over deft met de befchryving, welke ons colu mella (n) geeft, van de wys, op wel ke men druiven zonder korrels door konst kan verwekken, "Op dat de druiven (zegt hy) zonder korrels groeijen, zoo fplyt een loot in dier- voegen, dat de botten niet gekwetst j, worden, en fchrap er al het hart uit bindt ze als dan met zig zeiven ver- eenigd vast, zoo dat gy niet tegen de botten ftoot; plant ze dus in ge- meste aarde en begiet ze. Ais ze fcheuten begint te maken delf ze n dan menigmalen en diep uit. Zy zal een volwasfen wynltok geworden zynde, zulke druiven zonder kor- reis voortbrengen". ïk heb te liever deze plaats in zyn geheel willen aan halen, om dat ze misfchien nooit in 't hlederduitsch gelezen is, als mede om daar door de nieuwsgierigheid van den een of ander gaande te maken, om eens te beproeven, wat 'er van deze konstbewerking wezen moge. Gelyk men de voornoemde bete- kenisfen en afleidingen, op het vlas en de wynftokken toepaslyk zoekt te ma ken, zoo bedient men zig daar tevens van, (n) De Arborihuscap. IK,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 364