BYBELSCHEN SOREK-WYN. 303 uit (en dit bewyst al mede het onder- fcheid) kan men zig overtuigen, van de zoetheid dezer druiven, en den daar uit geperften wyn, die, naar de aan tekeningen van doübdan en d'ar- ViEUX, fmaak en reuk genoeg bezit, om mor den Muskadel te konnen doorgaan. Ook is dezelve daarin, van Hebrons Rbynsagtigen wyn onderfcheidcndat dees niet ftegts in den omtrek van He- bron, maar ook elders, inzonderheid op den Libanon, gevondenen in dien oordwegens zyn verwde goudwyn genaamd wordt. De Geleerde tjeenck, dit laatfte verhaald hebbende, laat'er onmidlyk op volgen, "dat dees wyn j, ook, in het Overjordaanfchede landftreek van Sibma beroemd maak- teen dat deszelfs edele en geurige wynftokken, de voornaamfte ryk- dom en vreugd van die Landsdouw waren, wier gemis en vernieling j, een algemeen gefchrei veroorzaak- ten, en het ganlche Land in diepen rouw ftaken. Jef. XVI: 8 enz. Je- rem. XLVIII: 32 enz". Maar hy bewyst niet, dat de Serukim of uit geld' zene wynftokken te Stbmavan een en dezelfde foort zynals naderhand te He-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 377