304 p. hofstede over defj Hebron en in de aangrenzende da-5 len, aangelegd werden. Was zulks te betoogen, ik zou het Huk gewon nen geven, en de geelheid van den Bv- belfchen Sorek-wyn erkennen. Edog de kleur en aart des Sibmafchen-wyns onzekeralthans niets van dezelve in weerwil van alle aangewende moei te, ter myner kennis gekomen zynde, is daar uit geen belluit, voor of tegen de zaak in verlchilop te maken. Welligt zal iemand vragen, of het evenwel niet te vermoeden, zoo ai niet vast te Hellen is, dat men door den Sorek-wyn te verdaan hebbe den Goud-wynuit aanmerking, dat het dal Sorek geheel met wynftokkenwelke dien heerlyken wyn voortbrengen, bezet is? Ik druk het uit met de woorden van rogers. Ter beantwoording van deze vraag dient het volgende: Dat het twyffelagtig is, of 'er ooit een dal Sorek geweest is, nademaal het woord bru» 't welk Richt. XVI: 4, by Sorek gevoegd wordt, zoo wel een beek als een dal betekent (g), gelyk het dan ook aldaar door een beek ver taald is Dat (g) Bijzonderhedeni. deel. bl. 105, 134.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 378