3*4 p- HOFSTEDE OVER DEN hoofde van zyn zwaarheid, warmte en hitte. a. gellius (a) fielt het laat- flej MACROBius (b) houdt het voor waarfchynlykathenalus (c) laat het on-beflist; maar voegt 'er onmiddelyk by, dat de zwarte wyn een groote voe~ dingskragt heeften een weinig daarna, dat de witte wyn flap en dun is. vil- lalpandus (d) getuigt, dat de roode wynvolgens de toeflemming van by na alle Schryverszwaarder in gewigt is, dan de gemeene en witte wyn XVII. Het geen van de grooter edelheid des rooden wyns uit aan merking van deszelfs meerder geest, kragt en lyvigheid, gezegd is, ont- fangt veel ligt vanen geeft tevens v veel klaarheid aan twee allezins merk waardige Schriftuurtexten. XVIII. De eerfle leest men Deut. XXXII: 13, 14- Mofes aan Israël de vettigheid en vrugtbaarheid van het beloofde Land herinnerende, gebruikt de- (a) Noct. Attic, lib. XVII. cap. VIII. (b) Saturn, lib. VII. cap. XII. (c) Deipnofoph. lib. I. cap. XX. (d) Appar. Urb. ac Templi Hierofol. torn. 111. part. D. lib. HI. cap. XXH.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 388