bybelschen sorek-wyn. 315
deze woorden: Hy deed hem honig zui-
gen uit deJieenrots, en olie uit de kei der
rot [e. Boter van koeijenen melk van
klein vee, met het vette der lammeren en
rammendie in Bazan weiden, en der
bokken, met het vette der nieren van
tarw: en het druivenbloed, reinen
wynhebt gy gedronken, gat aker (e)
en bynjeus (f) hebben my de moeite
gefpaard, om aan te toonen, dat drui'
venbloed, zoo wel in den ftyl der Grie
ken en Romeinen, als'in dien der
Oosterlingende vrugt des wynjioks
betekent. Zy draagt den naam van
druivenbloedniet om haar bloedma
kende kragt (g)(fchoon het anders
waar is, dat goede wyn goed bloed (h)
maakt), of, dat nog vreemder luidt (i),
om dat het vogt, binnen het vlies
van de druif belloten is, en 'er niet
eer uitvloeit, tot dat het vlies ge-
broken is, even eens, gelyk het
bloed
(f) I. c.
(h) casaubonus Animadv. in athenaeum, cap,
XX.
(i) g. kulenkamp over Deuter. XXXÜ, bl. 443,
Gedr. Amfi. 1757.
(e) Annotationes acl marcum aurelium, lib. vi.
XIII. pag. 174. Edit. Traj. ad Rhen. 1697.
(g) QUARESMIUS C.