INWINNING DER JOODEN. 345 om den eenen of anderen der tegen- party te doen bovenleggenmeer liep 3er dus van het menfchelyke onder: dan, hier is het de algemeene zaak der geheele, hoe ook anders uit één loo- pende, Christenheid, waar mede uit dien hoofde de partyfchappen, en by- zondere inzichtenzoo zeer niet ver mengd zyn, weshalven eene meerdere zuiverheid van oogmerken te verwach ten is, en een regtftreeks famenwer- ken, tot het zelfde doel, kan worden te gemoed gezien. Ik zoudeaan dezen middelyken en redely ken weg, bykans allen goeden opgang durven belooven; dan ik mag niet ontveinzen, dat éêne befpiegeling my nog te rug houd, om van denzei- ven de gewenschte uitkomfte te ge moed te zien: en deze beftaat hier in, dat de verharding der Jooden, in de Heilige blaaden voorkomt, als een oordeel, van Gods voegen, op hen rustende, b. v. 2 Cor. 3: vs. 14, èzuguQy] tcl ooYjy.cna d'JTÜo, vergeleken met Rom. 9: vs. 18 tot 2ï en de laatfte verfen van Jef. 6. Waarom het by te- genftelling te denken is, clat dit oor deel, door eene onmiddelyke tusfchen- Y 5 komst

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 419