36 2 G. KUIPERS OVER DE H. S.' maar zelve eenen kop, en op lange rei zenook eenen Bar dak (waterkruik) me- deneme. Doch wie kan die berigten benutten, die zig niet herinnert, de waterfieschof, napvan saul i sam. XXVI: 12, ió; of het zeggen, van ELia tot de Weduw, te Zarphath i Kon. XVIIiohaalt my toch een weinig waters in dit vat; naamelyk in die water-napwelke hy haar overreik te, en op zyne reis, van de Beek Krith naar Zarphathmet zig in den boe zem droeg; of het Gefprek van je- sus, met de Samaritaanfche Vrouw(k); of (k) Wanneer wy daar in, naar joh. IV: 7 lee- zendat de Zaligmakernaast de Fonte'tne jakobs gezecten zyndetot de Vrouw zeidegeef my drin ken; én dat er, als cene reden, voor dit verzoek, wordt bygedaan: want zyne Leerlingen waren ft ad- waarde gegaan07» fpys te koopendan ryst tarftoml de vraag ophoe lag daar in de redenom welke Hy, van die Vrouw drinken vroeg? Zou Hy dit ge daan hebbenom dat Ily de hulp zyner Leerlingen nu misfehendeol'zig zeiven, uit vermoeidheid, niet. helpen kou, of, uit hoogmoed, of gemaks-zugt, niet helpen wilde'? noch het een, noch het ander: zvn volgend gefprek leertdat Hy niet zo zeer was afgemat; en jesus die gekoomen was, om te dienen was niet te trotsof te traagom zig zeiven te hel pen. Waarom vergt Hy dan die moeite, van dcez' onbekendeen dat wel0111 de afweezigheidzyner Discipelen? Hier van kan men wel eene reden vin den,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 436