UIT REISBESCHRYVINGEN. 37?
te belettenvan niet met Paard en al
binnen de huizen te koomen (b).
De Heer michaelis meent, dat ik
my mede hier aan fchuldig gemaakt
heb, toen ik, Pfalm LXXXV11: 7.
En de Zangersgelyk de Speellieden
mitsgaders alle myne Fonteinenzullen
binnen u zyn, wilde ophelderen, uit de
Gewoonte, der Oosterfche Grooten,
die, in hunne Saaien, Fonteinen heb
ben, rondom welke de Muzikanten
zig zetten (c)om dat, zyns erach-
tens, de oude Flebreënniet zo ver in
de Water-werktuig en Bouwkunde,
bedreeven waren, als daar toe noodig
was (d). Mooglyk, heeft de beroem
de Man, hier in, gelyk.
Het al te onbepaald denkbeeld, dat
men zig vormt, van de onverander-
lykheid, der Oosterfche Zeden, heeft
tot mishagen, van dit zoort, niet wei
nig aanleiding gegeeven. .mosheim,
heeft zig, daar tegen, reeds verzet (e).
Aa 4 By
(b) VAN HAMELSVELD P.. b. p. 27 fqq.
(c) Dis/'. Philolog. continens Objerv. ad varia
Codicis D. T. L oca. p. 26 fqq. Trajad Rh. .1773)
(d) Zie zyn e, waarlyk al te loflykc Beöordeeling,
dier Verhandeling, Or. u. Excgct. Bib'.. VII. Th.
1". 163.
(e_) a. b. bl. 2.6 e. v»