380 G. KUIPERS OVER DE H. S.1
maakt, van de H. Schrift, uit Reisbe-
fchryvingen, toetelichtenmoet zeer
op zyn hoede zyn, dat hy, door de
zugt, van optehelderenniet gelyk
worde aan die Schryvers, van welke
pope zegtzy jaagen het geestige zo on-
befuisd m, dat zy het gezond Verfland,
onder weg verliezen. De Regels, ee-
ner goede Uitlegkunde, moet hy al
toos onder het oog houden. Het kan
onnoodig fchynen, dit te zeggen,
maar de herinnering, daar van, wordt
noodig, als men zelve ondervonden
heeft, hoe ligtlyk men, daarvan, kan
afdwaalen, en de Voorbeelden, voor
zig heeft, van veel en, die zulks on
gelukkig deeden. Laat dit weinige,
dat my nu invalt, zulks ophelderen.
munker (n) las ergens, dat in Abys-
jyniëde gevangene, zittende op de
handen, zyner wagters, ten gehoor,
voor den Koning, wordt gedraagen;
daar uit wil hy, dat Uitleggers, Plaat-
Inyders en Schilderszullen leeren
op welk eene wys paulus, naar Hand
XX!35, door de Soldaaten, in een
Oploopaan het Grauw werdt ont
rukt
- t v-- Vi:.
(n) In de Opheldering, der IJ. Schrifthy eenver-
zamelddoor u. l. eskuche. I. St. bi. 155," 156,