Spö J. WATERVLIET OVER DE
nig lymerig zetfel, waarfn men hier
en daar uitermaaten kleine eitjesgely-
kende naar zeer fyne flipjes, waar
neemt, zoo als in de bygevoegde
Plaat, Fig. i. letter A. A. vertoond
wordt. Dat men die fyne flipjes waar-
lyk voor eitjes van de Raderdiertjes
moet houden, blykt: omdat, na ver
loop van twee of drie dagen, zeer
kleine diertjes uit dezelve te voor-
fchyn komen; die, offchoon naar niets
minder,'dan naar Raderdiertjes, gely-
kendeegter waarlyk derzelver jongen
zyn, gelyk de uitkomst, elk geduldig
en naauwkeurig Waarnemer, overtui
gende zal leeren. Uit de eitjes eerst te
voorfchyn komende, hebben zy de
grootte en gedaante, als Fig. 2. wordt
afgebeeld; na twee of drie, zomwy-
len eerst na vyf dagen, nemenze ee-
ne langwerpige gedaante aan, gelyk in
Fig. 3. is aangeweezen. Dan ziet men,
datze vry fchielyk aanmerkelyk in
grootte toenemen, en, in eene byna
eironde gedaanteeene gefladig omwen
telende beweging in het water maak en,
zie Fig. 4. Van dezen flaat gaanze,
door 'verderen wasdom, over tot dien,
.welke Fig. 5. en 6. vertoond wordt.
Met