398 J. WATERVLIET OVER DE vermoeden kan verwekken om te verwagten, dat uit dezelve eerlange na nog verfcheidene aanmerkelyke ge daante-ver'wisfelingen Metamorphoofen te hebben ondergaan, de zoo verwon- derenswaardige raderdiertjes zou den te voorfchyn komen. Dan dit zal geen kundig Natuur-onderzoeker be vreemden, die zig herinnert, hoe de fchoonfte en fraaifte kapellen, zelfs uit affchuwelyke en van veelen verachte rupfen gebooren worden. Wie deze verandering nimmer hadt waargeno men, of daar van door des kundigen was onderrigt gewordenzou zulks even weinig denken of gelooven. Dan om voort te gaan: de Raderdiertjes tot de grootte, als Fig, 6. letter D. wordt afgebeeld, in wasdom toegenomen, ziet men reets de beginfelen van die deelenwaar uit wel haast derzelver radertjes hervoortkomen. Dit vermoed de ik by het eerde befchouwen van dezelve; weshalven ik myne waarne mingen, met verdubbelden yver en op lettendheid, onvermoeid voortzettede; wanneer ik fpoedig, op eene aange- naame wyze, verrast werde, door te Zien, dat sommigen van deze diertjes.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 472