i y er- 400 j. watervliet over de enz, minfte te beledigenveel min dat de een den ander ten prooi verftrekt, §- 7 Zie daar eene korte befchryving van de raderdiertjesvan derzei ver ser pen oorfprong, zoo ais dezelve uit de ei tjes voorkomen, tot hunnen ftaat van volkomenheidvolgens het geen ik, met alle mogelyke oplettendheidheb kunnen nalpeuren. In de afteekeningen heb ik getracht de voorwerpen, zoo naaim- keurig my doenelyk was, te treffen. Hoe verre ik hier in geilaagd ben, laat ik, ter beoordeelinge van des Kundi- gen, over. Mogen deze vrugten my- ner eenzaamheid, de goedkeuring van 't geleerd zeeuwsch genootschap der wetenschappen wegdragenen eene plaatze in deszelfs werken wor den waardig geacht, zal ik dezen my- nen moeijelyken arbeid, ter verdere aanfpooring, aangenaam beloond re kenen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 474