i
y er-
400 j. watervliet over de enz,
minfte te beledigenveel min dat de
een den ander ten prooi verftrekt,
§- 7
Zie daar eene korte befchryving van
de raderdiertjesvan derzei ver ser
pen oorfprong, zoo ais dezelve uit de ei
tjes voorkomen, tot hunnen ftaat van
volkomenheidvolgens het geen ik, met
alle mogelyke oplettendheidheb kunnen
nalpeuren. In de afteekeningen heb
ik getracht de voorwerpen, zoo naaim-
keurig my doenelyk was, te treffen.
Hoe verre ik hier in geilaagd ben, laat
ik, ter beoordeelinge van des Kundi-
gen, over. Mogen deze vrugten my-
ner eenzaamheid, de goedkeuring van
't geleerd zeeuwsch genootschap
der wetenschappen wegdragenen
eene plaatze in deszelfs werken wor
den waardig geacht, zal ik dezen my-
nen moeijelyken arbeid, ter verdere
aanfpooring, aangenaam beloond re
kenen.