4o6 J. F. MARTINET land, by eene doorgaande vorst, ge brek aan zoet Water gekregen heb ben, zy dan, by eenen dooi, de los gegaane, en uit het zo genaamde 'Zwarte Water afdryvende Ysfchot- zen, die, van Zwol af, door den af loopenden ftroom naar de Zulder-zee vervoerd worden, opvangen, om in hunne warme ketels te ontdooien, en dus in. hun gebrek van zoet Water te voorzien. Maar deeze Ysfchotzcn laa- ten mede veel Zands op den bodem der ketels zinken; en dit, beweert men, bevestigt ook het voorige. Nog meer, de Zeelieden van 't Eiland Ens en het Noordbollandtch Zeedorp Volendamhebben my verzekerd, dat de Zee by eene vorst nog open zyn- de en het zo genoemde Grond-ys ge formeerd wordende, de Zwaarden hunner Vischfchuiten dermaate met zwaare Ysklompen behangen en bezet raaken, dat zy dezeiven naauwlyks kunnen ophaalen. Zy voegen er by, dat als dan ook de Touwen hunner Vaartuigen, onder Water hangende, £0 fterk door dit Ys omkorst worden, 4ac zy drie of viermaal dikker fchy- jiendan zy in de daad zyn, Verder, dat

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 482