r4o8 .6 J. F. MARTINET te vangen, menigmaalen zodanig met Ys bezet raaken in zodanige tyden dat het zelve de Hokken uit den grond los rukt, en ze naar boven doet fchie- ten; en dat, rneenen veelen, helpt de bovengemelde Helling bevestigen. Nog meer, de Touwen der Dreggen, die veertig ponden zwaar zynen uit geworpen, om het ligte Vaartuig vast te doen leggen, worden dikwerf, by eene formeering van Grond-ysder- maate daar mede omzet, dat zy er door uit den grond worden gerukt, en de Vaartuigen driftig worden; en hier uit haalt men eenen anderen aan drang voor het gezegde gevoelen."— Eindelyk, de Netten der Volendamfche Visfcheren, door de Zee gefleept, op eene diepte van twaalf of meer voeten, om Garnaaten en Spiering te vangen, raaken, by zodanige Ys-formeeringen, zo vol van Grond-ys, datze naar bo ven fchieten, en het Visfchen geHaakt moet worden; en dit, meent men, doet alles af. In onze Rivieren, oordeelt men,' nieuwe proeven voor de genoemde Helling aan te treffen. De Voorffan- ders van de Ys-formeering op den grond

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 484