OVER HET GROND-ÏS: 411 waar op ik volkomen vertrouwen kony gehangen hebbende, gaf ik aan ie'1 mand last, om, geduurende myne af- weezigheid, naauwkeurig aan te teeke nen de veranderingen van klimmen en daalen die er op konden voorvallen. Naar Zee gaande, nam ik eenen an deren, die met den eerden volkomen gelyk liep, mede, om den zeiven op het Ys der Zee, drie kwartier uurs van den voorigen afgelegen, te beproeven.' Op zodanigen afftand gekomen zynde, liet ik deezen tweeden Thermometer, onder het draagen door de warmte van myn lichaam geklommen, eerst bekoelen, en volkomen gelyk worden met de waare koude der lucht. Hierna een touwtje aan deszelfs boven einde gebonden hebbendeliet ik den zeiven door eene byt, die Visfchers in het Ys gehakt, en eenige dagen open gehou den hadden, op den bodem der Zee zinken. Eenen tyd lang daarin gelaa- ten hebbende, haalde ik den zeiven zo fchielyk op, als my mooglyk was, om de waare warmte van den grond te weeten. En hoedanig was de uitfiag? De in Zee gelaaten Thermometer ftondt, hoe dikwyls ik deeze proeven,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 487