OVER HET GROND-ÏS. 419 uit men ten onregte befluit, dat het Zelve, op den bodem geformeerd zyn- de, daarna met die dingen, te famen naar boven opgefchooten is, kunnen ligtlyk opgelost worden, zo dra men een regt denkbeeld heeft van eene be roerde Zee. Uit de ondervinding Weeten wy, dat deeze beroeringen fomtyds zo groot zyn, dat Zeelieden, wanneer zy, in onze Zuider-zeeop eene diepte van zestien en meer voe ten Waters liggen, en met hunne puts Water fcheppendaarin Zee-zand aantreffen. Wanneer dan het Water, op de ondiepe gronden by Ens be roerd gemaakt zynde, bevriest; wan neer de flag der Golven, die by Kaj- ivouwonder het waaijen van eenen Herken Oostenwindzeer zwaar is de gronden loswoelt; byzonder op plaatfen, waar ik, peilende, niet meer dan vier voeten Waters gevonden heb, kan dan het opkomend Grond- ys geen zand met zich voeren? Kun nen de millioenen Ysfchilfers, door de Golven naar de diepte geilaagen, zich niet hegten aan daar liggende fchoenen fchulpen nettentou wen, fchuiten, dreggen enz.? Moeten D d 2 zy

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 495