DEN POLYPUS. 489
het my voorkwam, eenige linien hoo-
ger in den halsof ingang der lyf-
moeder zyne inplanting moest geno
men hebbenen volftrektelyk als
de eenige oorzaak van den aanhou
denden vloed kon aangemerkt worden.'
Wel voldaan over deeze ontdekking
(welke my eene aanwyzing tot redding
van de Lyderes door eene eenvoudi
ge aanraaking op eenmaal aan de hand
gaf)beloofde ik haaronder den God-
delyken zegen, van deezen zoo lasti-
gen vloed te zullen reddeningeval zy
zich gewillig wilde onderwerpen aan
Werktuigen of liever Kunstbewerkin
gen tot afbinding van deeze zoo ge
duchte kwaal, gefchikt.
Den volgenden dag, zynde den 24
April, gefchikt hebbende om de af
binding te verrichtenplaatfte ik myne
patient op het einde van het bed, met
de beenen van het zelve afhangende,
als dan 2 vingeren ingebragt hebbende r
trachtede ik het gezwel te omvatten,
en het zelve een weinig na my te haa
ien, te gelyk met een Tang, inde ma
nier van een pince a feaux germe (zie
Verhandeling van het Zeeuwfch Ge-
nootfchap, 10 deel, fol. 546, hg. 3)
bi n 5 den