DEN POLYPUS. 491 zwel te beklemmen, en door een een voudige orhdraaijing de draaden door middel van een dün houtjein elkan der te vlegten, en dus den hals van het gezwel te beknypen. Tot dus ver ging alles naar wenfch, waarom my zeiven reeds befchuldigde, het Tandrat van den Heer hofman te veel wierooks te hebben toegezwaaid. Dan de hals van het gezwel (die on der deeze bewerking merkelyk laager gezakt was) met den vinger bereikende vond ik het oog van den zilveren draad nog zoo weinig vernaauwd, dat ik ge- maklyk'er by koomende de pink door zoude hebben konnen paffeeren, terwyl het achterend van den zilveren draad aan het houtje vastgehegt zoodaanig in een gedraaid was, dat men 'er, ten dien opzicht, niets betér van zoude konnen wenlchenen wylde aanlegging en beklemming op gemel de wys van geene vrucht konde zyn, vond ik het noodig, den draad nog ver der in een te woelen, dc?ch naauwlyks 3 a 4 Hagen zonder merkelyke vrucht aan het bovenend gedaan hebbende, had ik het ongeluk van een der draa den te breekenter plaatfe daar zy aan

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 567