DEN POLYPUS. 505 Den 17 April 1784, kwam by my aan huis Sujanna Hedïkhuyzeoud in de 20 jaaren, woonachtig te Veere, klaagende over eene ongelooflyke be lemmering in de doorzwelging, welke van langzaamerhand gebooren zyn- dedaaglyks meer en meer toe nam zynde voor 't overige van een zeer gezonde conftitutie. In de keel ziende, konde ik niets gewaar worden, offchoon de uvula of huig, en 't velum pendulumof neder- hangende verhemeltetrachte te ver- wyderen; doch zag my genoodtzaakt een te zaamentrekkende, en flym af- vaagende keel of gorgeldrank mede te geeven, waar meede raadde van tyd tot tyd voort te gaan. Den 29 Mey weder in de keel ziende, ondekte ik achter het velum pendulum de onderkant van een klierachtig gezwel, het welk, na my voorkwamde dikte en grootte hadt, vaneen ordinaire paarde- boon, doch 't geen zoo dra het zelve met eeniglnllrurnent wilde grypen, zich ach ter het velum pendulum optroken geen gelegenheid gaf om gevat te worden. Dit vruchteloos zynde, fchreef ik haar een {terkov gargarisma voor; deed O o 5 ook

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 581